De verloren zoon

De verloren zoon De dertiende-eeuwse Bijbelversie van het Luiks Diatessaron is zeer welluidend. Ten voorbeeld de parabel van de verloren zoon.

Gelezen door Frits van Oostrom
Een man was die hadde twee kinder, ende quam die jongre sone toten vader ende seide aldus: ‘Vader, ghef mi mijn deel goeds dat mi behorende es.’ Ende de vader dede also ende deilet die ghebruderen har goet. Ende onlange daarna so nam die jongre sone ende samende al dat hi hadde, ende streek en weghe verre ut sinen lande in een ander lant. Aldaer so jagede hi over sijn deel goeds in overtollegheiden ende met quaden wiven.
Ende alse al zijn goet over was, so quam een groet dire tijt in dat lant, ende deghene begonste breke te hebbene. Doe ghinc hi ende dede hem an enen der poortren van din lande; ende deghene senddene in sijn dorp ende beval hem te huedene sine swijn. Al daer hadde hi so groten honger dat hi begherde sinen buc te vulne van dien semelen daer die swijn af aten; ende hem en mochter nit af werden, want men ghafer hem nit.
Doe quam hi weder in hem selven ende sprac tote hem selven al dus: ‘Hoe menech ghemidt knecht heft planteit van brode in mijns vader hus, ende ic sterve hir van hongre? Ic sal op staen ende sal gaen te minen vader ende ic sal hem seggen: “Vader, ic hebbe mesdaen vor Gode ende jegen di, ende ic en ben dis nit wert dat ic heete dijn sone; mar doch mi ghelijc enen van dinen ghemidden knechten”’.
Doe stont hi op ende ghinc te sinen vader wert. Ende alsen die vader van verren comen sach, so ontfarmde hem sijns ende ghinc jegen hem, ende namene om sinen hals ende kusdene vor sinen mont. Doe sprac die sone toten vader: ‘Vader, ic hebbe mesdaen vor Gode ende jegen di, ende ic ben nit wert dis dat ic heete dijn sone.’ Doe sprac die vader tote sinen knechten: ‘Ghaet vollec ende haelt hem een niwe cleet ende cleedttene dar mede, ende gheft hem een vingerlijn in sinen vinger ende schoen ane sine voeten, ende haelt een vet kalf dat ghemest si ende slaedt ende laet ons eten ende blide sijn, want mijn sone was doet ende hijs levende worden, hi was verloren ende hijs weder vonden.’
Al die wile was sijn oudste sone in den akker ende alse hi thuswert ghinc ende hus nakede, so hoerde hi de synphonie ende den dans, ende hi riep enen van den knechten ende vragde wat dat bediedde. Ende deghene antwoordde hem aldus: ‘Dijn bruder es comen ende dijn vader heft doen slaen een vet ghemest kalf, ende es blide om dat hi ghesont comen es.’ Doe dit deghene hoerde, so hadt hem onwert ende en woude in hus niet comen. Doe ghinc de vader te hem dar buten ende bat hem dat hi in quame. Ende deghene antwoordde sinen vader aldus: ‘Ic hebbe dus menech jar ghedient, ende in dede noit jegen dijn ghebot, ende dune ghafs mi noit een huken dat ic hadde gheten met minen vrinden. Mar alse dijn sone die met quaden wiven sijn goet over heft ghejagt, weder quam, so ghafstu hem een ghemest kalf.’ Ende die vader antwoordde weder aldus: ‘Sone, du best algedads met mi, ende al dat ic hebbe dats dijn. Mar nu moste wi eten ende blide sijn, want dijn bruder die was doet, ende hi es levende worden; hi was verloren, ende hi es weder vonden.’
Er was eens een man die twee kinderen had; de jongste zoon ging naar zijn vader en zei: ‘Vader, geef mij het deel van uw bezit dat mij toebehoort.’ De vader deed dat, hij gaf de beide broers hun erfdeel. En niet lang daarna vergaarde de jongste zoon alles wat hij had en verliet zijn land, ver weg naar een ander land. Daar joeg hij zijn gehele erfdeel er doorheen in overdaad en met slechte vrouwen.
En toen alles op was, brak er een lange tijd van grote schaarste aan in dat land, en hij begon gebrek te lijden. Toen wendde hij zich tot een van de inwoners van dat land; en die stuurde hem naar zijn akker met het bevel zijn varkens te hoeden. Daar leed hij zo’n honger dat hij zijn maag wel had willen vullen met de schillen en de doppen die de varkens aten; maar hij kreeg er niets van want men gaf hem niets.
Toen kwam hij weer tot zichzelf en dacht: ’Hoeveel van mijn vaders gehuurde knechten krijgen niet volop brood te eten in het huis van mijn vader, en ik sterf hier van de honger? Ik zal opstaan en naar mijn vader gaan en hem zeggen: “Vader, ik heb misdaan jegens God en jegens u, en ik ben het niet waard uw zoon genoemd te worden; maar behandel me als een van uw dagloners.”’
Toen stond hij op en ging naar zijn vader. En zodra de vader hem in de verte zag aankomen, kreeg hij medelijden met hem en ging hij hem tegemoet. Hij omhelsde en kuste hem. Toen sprak de zoon tot de vader: ‘Vader, ik heb misdaan jegens God en jegens u, en ik ben het niet waard uw zoon genoemd te worden.’ Daarop zei de vader tegen zijn knechten: ‘Ga onmiddellijk nieuwe kleding voor hem halen en trek hem die aan, geef hem een ring aan zijn vinger en schoenen aan zijn voeten, en haal een vetgemest kalf en slacht het, en laat ons eten en blij zijn, want mijn zoon was dood en is weer tot leven gekomen, hij was verloren en hij is weer teruggevonden.’
Al die tijd was zijn oudste zoon op de akker, en toen die naar huis ging en daar in de buurt kwam, hoorde hij de muziek en het gedans, en hij riep een van de knechten om te vragen wat dat te betekenen had. En die antwoordde hem: ‘Je broer is terug en je vader heeft een gemest kalf laten slachten, en is blij omdat hij gezond teruggekomen is.’
Toen de oudste zoon dat hoorde, was hij verontwaardigd en wilde hij het huis niet ingaan. De vader ging naar buiten en vroeg hem naar binnen te komen. Maar de oudste zoon antwoordde zijn vader: ‘ ‘Ik heb ettelijke jaren gewerkt en nooit iets tegen uw gebod in gedaan, en u hebt me nog nooit ook maar een geitenbokje gegeven om ervan te eten met mijn vrienden. Maar toen uw zoon, die zijn bezittingen erdoor heeft gejaagd met slechte vrouwen, thuiskwam, gaf u hem een gemest kalf.’
En de vader antwoordde: ‘Zoon, jij bent altijd bij me, en alles wat ik heb is van jou. Maar nu moeten we eten en feest vieren, want je broer was dood en is weer tot leven gekomen, hij was verloren en hij is weer teruggevonden.’