Vossenstreek

Vossenstreek Reynaert heeft Tybeert de kater wijsgemaakt dat het in de schuur van de pastoor vol vette muizen zit. Wat Tybeert niet weet – maar Reynaert wel – is dat Martinet, de zoon des huizes, daar net een strik heeft gezet. Reynaert spoort Tybeert aan naar binnen te gaan…

Gelezen door Frank Willaert
‘O wy, Tybeert, twi sidi bloode?
Wanen quam uwer herten desen wanc?’
Tybeert scaemde hem ende spranc
Daer hi vant groet ongherec,
Want eer hijt wiste, was hem een strec
Omme sinen hals, harde vast.
Dus hoende Reynaert sinen gast.
Alse Tybeert gheware wart
Des strecs, wart hi vervaert
Ende spranc voert. Dat strec liep toe!
Tybeert moeste roupen doe
Ende wroughede hem selven dor den noot.
Hi makede een gheroup so groot
Met eenen jammerliken ghelate,
Dat Reynaert hoerde up der strate
Buten, daer hi alleene stoet,
Ende riep: ‘Vindise goet
Die muse, Tybeert, ende vet?
Wiste nu dat Martinet,
Dat ghi ter taflen satet
Ende dit wiltbraet dus atet,
Dat ghi verteert, in weet hoe,
Hi souder u saeuse maken toe.
So hovesch een cnape es Martinet!
Tybeert, ghi singhet als ghi et.
Pleecht men tes coninx hove des?’
‘Ach toch, Tybeert, waarom ben je bang?
Waarom aarzel je zo?’
Tybeert schaamde zich en
sprong zijn onheil tegemoet,
want vóór hij het besefte, had hij
een strik om zijn nek, heel strak.
Zo bedroog Reynaert zijn gast.
Toen Tybeert de strik bemerkt
had, werd hij bang en sprong
naar voren. De strik snoerde zich vast!
Tybeert krijste het uit en verried
daarmee zichzelf in zijn grote nood.
Hij ging zó hard tekeer met
meelijwekkend misbaar,
dat Reynaert het buiten kon horen,
waar hij in z’n eentje was gebleven,
en riep: ‘Vind je de muizen lekker,
Tybeert, en lekker vet?
Als Martinet zou weten
dat jij aan tafel
dit wildbraad zit te eten
– ik weet niet precies hoe –
dan zou hij je er nog wel een sausje bij bereiden.
Zo’n hoofse page is Martinet wel!
Tybeert, je zingt terwijl je eet –
Is dat de gewoonte aan het hof van de koning?’