Wonderbare visvangst
De dertiende-eeuwse Bijbelversie van het Luiks Diatessaron is zeer welluidend. Ten voorbeeld de wonderbare visvangst.
Gelezen door Frits van Oostrom
Doe geschiede ooc op enen dach dat Jhesus stont bi enen watre, dat hiet van Genezareth, ende een groet volc quam te hem om te hoerne dwoort Gods. Ende dar hi stont, so sach hi twee schepe staen an den oevere, want vischren te lande comen waren, die stonden ende dwogen hare netten. Doe ginc Jhesus in een schip dat Peters was, ende bat hem dat hijt een lettel stierde van den lande, ende also sat hi int schip ende leerde tfolc dat stont op den oevere.
Ende alse hi sinen sermoen hadde ten inde bracht, so sprac hi tote Peetre: ‘Stir din schip ten diepen waert ende werpt u nette in der vloet omme iet te vane.’ Doe antwerdde hem Peter ende seide: ‘Meester, wi hebben al desen nacht gearbeit, ende en hebben niet ghevaen; nochtan om dijns gebods wille so salic noch mijn nette werpen.’
Ende alse dat geworpen was, so vingense der vische so vele, dat se har nette niet en conste gedragen, want het schorde ende brac ontwee.
Doe riepense hare ghesellen die int ander schep waren, dat se hen quamen tehelpen, ende si quamen ende vulden beide die schepe van vischen, so dat se beide welna versonken waren.
Alse dat sach Symon Petrus, so vil hi op sine knien vor Jhesum ende seide: ‘Here, ganc van mi, want ic een besondegt mensche ben.’
Doe seide Jhesus tote Petre: ‘En onssiegh di niet; van deser uren soutu menschen wesen vaende.’
Daer begonsten sine jongren te gheloevene ane hem. Alse die schepe te lande quamen, so lieten si schip ende al ende volgden hem.
Toen gebeurde het op zekere dag dat Hij aan de oever stond van een meer, dat Gennesaret heet, en hem een grote menigte tegemoet kwam om te luisteren naar Gods woord. Vanaf waar Hij stond, zag Hij twee boten aan de oever liggen, want daar waren vissers aan land gekomen, die hun netten stonden te wassen.
Jezus ging aan boord van het schip dat aan [Simon] Petrus toebehoorde en vroeg hem of hij een eindje van het strand af wilde varen, en zo stond Hij daar op dat schip en onderrichtte Hij de menigte die op de oever stond.
Toen Hij zijn preek had beëindigd, zei hij tot Petrus: ‘Vaar het schip naar dieper water en werp je net in het water om iets te vangen.’ Toen antwoordde Petrus hem en zei: ‘Meester, we hebben deze hele nacht gewerkt en we hebben niets gevangen; maar omwille van uw gebod zal ik nogmaals mijn net uitwerpen.’
En toen dat gebeurd was, vingen ze zoveel vis dat hun net het niet allemaal kon houden, want het scheurde dwars doormidden. Toen riepen ze hun vrienden, die nog op het andere schip waren, om hen te komen helpen, en die kwamen, en samen vulden ze allebei de schepen met vis, zodat die bijna zonken. Zodra Simon Petrus dat zag, viel hij op zijn knieën voor Jezus neer en zei: ‘Heer, ga weg van mij, want ik ben een zondig mens.’
Toen zei Jezus tot Petrus: ‘Wees niet bang; van nu af aan zul je mensen vangen.’ Op dat moment gingen zijn leerlingen aan hem geloven. Toen de schepen weer aan land kwamen, lieten zij alles achter en volgden zij hem.