Een mis in Metz
In zijn legende over Sint Servaas verhaalt Veldeke over een mirakel dat de heilige verrichtte na het opdienen van een mis in Metz.
Gelezen door Joep Leerssen
Voer Metze, doen hij daer quam
Ende heme der busscop vernam,
Vrolike hij hem teghen ghinck.
Mit groter eeren hijne ontfinck
Mit heiligher sameninghen ghenoech
Daer men hem integhen droech
Crucen ende heylichdoem.
Der busscop leyden inden doem,
Der heilighe sinte Auctoer,
Op sinte Stephanus choer
Ane die ghewijede stat.
Inder mynnen Gods hij hem bat
Mit gheysteliken dinghen
Dat hij die misse woude synghen.
Sinte Servaes dede sijne bede.
All daer hi die misse dede
Ende die heilighe woert sprack
Soe quam der viant ende brack
Eynen balck ane dat monster
Hoghe boven aen dat vynster.
Daer nae werp hi den tram,
Servacius deder eynen ram,
Doch en raeckte hij sijns nyet.
God, Hij hueden ende beryet
Als hem decke wale bescheyn.
Dat hout viel opten elter steyn
Dat hij in twee stucken spleyt,
Maer dat God den kelck beheylt
Dat hi nyet en was ghevallen.
Onder den volke mit allen
Was die anxste veule groet
Doen dat tymmer neder scoet.
Soe vreyselijch was der slach
Doen der boem daer neder lach
Die soe groot was ende soe lanck.
Onder den volck waert groet ghedranck
Doen dat ghevallen was ter neder.
Sinte Servaes wencketse weder
Ende hietse alle stille staen.
Als dat ambacht was gedaen
Ende hi Gods Lichame hadde genomen,
Doen hiet hij naerder comen
Den busscop sinte Auctor
Ende die heeren vanden choer.
Die salighe sinte Servaes
Die steyn die daer gebroken was
Dien liet hij hun bescouwen.
Doen ghenoet hij sijnre trouwen
Ende Goids genaden in derre stont.
Sijnen vingher stack hi in sijnen mont,
Mit sijnen speykelter hijne natte,
Den steyn hi te samen satte
All dae hij ghebroken was.
Der goede sinte Servaes,
Der sondaren verdynghere,
Hi streyck mit sijnen vynghere
Dae der steyn was gespalden.
Hij liets Gode ghewalden
Die sijn gebet te hant ontfinck.
Die steyn weder te samen ghinck
Alsoe vast ende alsoe haert
Als hij ye daer te voren waert
Meer dan daer eyn teyken bleyff
Daer hi mitten vyngher over streych.
Toen hij Metz naderde
en de bisschop hem zag,
ging die hem verheugd tegemoet.
Hij ontving hem zeer eervol
met een aanzienlijk, heilig gevolg,
dat kruisbeelden en
relikwieën met zich meedroeg.
De bisschop, Sint Auctor,
nam hem mee de domkerk in,
naar het altaar gewijd aan
Sint Stephanus.
Hij vroeg hem uit liefde tot God
vroom en godsvruchtig
de mis op te dragen.
Sint Servaas voldeed aan zijn verzoek.
Terwijl hij de mis opdroeg
en de gewijde woorden sprak,
verscheen de duivel en brak
een balk af in de kerk,
hoog boven bij het raam.
Hij gooide die balk weg,
mikte daarbij op Servaas,
maar raakte hem niet.
God beschermde en beschutte hem,
zoals dat hem wel vaker was gebleken.
De balk stortte neer op het stenen altaar,
dat hij in twee stukken spleet,
maar de miskelk werd door God
behoed voor vallen.
Onder het kerkvolk laaide
een enorme angst op
toen die houten balk neerstortte,
zo angstaanjagend was de klap
toen die lange, grote balk
daar naar beneden viel.
Er ontstond een gedrang onder het volk
toen de balk eenmaal gevallen was.
Maar Sint Servaas maakte een gebaar
waarmee hij de mensen stil liet staan.
Toen de mis was opgedragen en hij
de heilige hostie tot zich had genomen,
liet hij bisschop Auctor
en de kanunniken
bij zich komen.
De heilige Servaas
toonde hun de gebroken
altaarsteen.
Op dat moment ondervond hij de goede
gevolgen van zijn trouw en Gods genade.
Hij stak zijn vinger in zijn mond,
bevochtigde hem met zijn speeksel
en voegde de twee stukken steen
samen op de plaats van de breuk.
De goede Sint Servaas,
de beschermer van zondaren,
streek met zijn vinger over de
plaats waar de steen gebroken was.
Hij liet God beschikken
en die verhoorde zijn gebed.
De steen werd weer heel,
net zo stevig en hard
als hij tevoren geweest was,
er bleef alleen een streep over op de plaats
waar hij met zijn vinger overheen had gestreken.