Uit het Hulthemse handschrift

Uit het Hulthemse handschrift Het Middelnederlands kent een schat aan puntige spotversjes.

Gelezen door Jean-Marc van Tol (Fokke & Sukke)
Weetti hoe de werelt staet?
Doet mi goet, ic doe u quaet;
Doet mi ere, ic doe u lachter;
Trect mi vore, ic sette u achter.


Aen vrouwen en leghet gheen macht:
Die ogen wenen, therte lacht;
Al dat si in seven jaren mint,
Dats binnen derden daghe al wint.


Die een peert heeft dat qualijc gheet,
Ende een wijf die achter uut sleet,
Ende op elken tee twee exteroghen,
Die man leeft selden sonder doghen.


Twee ghesellen, die houden kijf
Om een onghestadich wijf,
Den welken dien si dan verkiest,
Dats die ghene die meest verliest.


Daer twee hanen sijn in een huus,
Ende een catte ende een muus,
Ende een oudtman ende een jonc wijf,
Dat huus steet selden sonder kijf.


Deus, Here God! Hoe mach dat sijn?
Vrouwen die gherne drincken wijn,
Datse niet en peinsen dan
Hoet ghewinnen mach haer man.


Vondic enen yseren hoet
Die jeghen loghene ware goet,
Ende een scilt jeghen scelden,
Dese woudic diere ghelden,
Ende een borch jeghen verraet,
Ic soudse hueren, dat verstaet!


Als mi een nonne biedt den mont,
Ende op mi wipsteert een hont,
Ende op mi lacht een scoon vrouwe,
Ende mi een loos man sweert op trouwe,
Ende op mijn scoudere sleet een here,
Mi es te moede min no mere
Ghelijc als mi was te voren:
Noch ghewonnen, noch verloren.
Weet u hoe het er in de wereld aan toegaat?
Doe mij goed, dan doe ik u kwaad;
bewijs mij eer, dan maak ik u te schande;
bewijs mij een gunst, dan doe ik u tekort.


Aan vrouwen heb je niets:
hun ogen wenen terwijl hun hart lacht;
alles wat een vrouw zeven jaar lang liefheeft,
is binnen drie dagen lucht voor haar.


Wie een paard heeft dat mank gaat,
en een vrouw die achteruit schopt,
en op elke teen twee eksterogen,
zo iemand heeft heel wat narigheid te doorstaan.


Wanneer twee mannen ruziƫn
om een wispelturige vrouw,
zal diegene voor wie zij kiest
de grootste verliezer zijn.


In een huis waar twee hanen wonen,
of een kat en een muis,
of een oude kerel en een jonge meid,
is het eeuwig en altijd hommeles.


Bij God, hoe bestaat het toch
dat vrouwen die graag een slokje lusten
er nooit bij stilstaan
hoe hun man het geld daarvoor moet verdienen?


Als ik een helm zou kunnen vinden
die bescherming bood tegen leugens,
en een schild tegen schelden,
dan zou ik daar veel voor willen betalen,
en nog een burcht die bescherming biedt tegen verraad
dat zou ik vast en zeker allemaal huren!


Wanneer een non mij haar mond biedt,
en wanneer een hond naar me kwispelt,
en wanneer een mooie vrouw naar me lacht,
en wanneer een slecht man mij zijn woord geeft,
en wanneer een heer mij een schouderklopje geeft,
dan is het me precies zo te moede
als het voordien was:
ik win er niets mee en ik verlies ook niets.