Sanderijns parabel
In het ‘abel spel’ Lanseloet van Denemerken vertelt Sanderijn aan de man die haar tot vrouw wil nemen in een parabel over haar brute ontmaagding door Lanseloet.
Gelezen door Mieke van der Weij
Her ridder, salt alsoe moeten sijn,
Soe willic mi gerne tuwaert keren,
Ende dancken Gode ende u der eren
Dat ghi u selven soe neder daelt.
Ghi hebt mi soe vriendelijc anegetaelt
Met hoveschen woorden ende met sconen.
Ic bidde Gode, dat Hijt u moet lonen,
Dat ghi soe hovesch van herten sijt,
Dat ghi mi nu te deser tijt
Soe vriendelijc hebt ghesproken an.
Nu gawi dan in dese warande,
Her ridder, spreken alluttelkijn,
Ende verstaet die redene mijn,
Dies biddic u, hoghe geboren baroen.
Anesiet desen boem scone ende groen,
Hoe wel dat hi ghebloyet staet.
Sinen edelen roke hi doergaet
Al omme desen bogaert al.
Hi staet in soe soeten dal,
Dat hi van rechte bloyen moet.
Hi es soe edel ende soe soet,
Dat hi versiert al desen bogaert.
Quame nu een valcke van hogher aert
Ghevloghen op desen boem, ende daelde,
Ende ene bloeme daer af haelde,
Ende daer na nemmermeer neghene
Noch noit en haelde meer dan ene,
Soudi den boem daer omme haten
Ende te cappene daer omme laten?
Dat biddic u, dat ghi mi segt,
Ende die rechte waerheit sprect,
Edel ridder, in hovescher tale.
Heer ridder, nu dit dan eenmaal zo is,
zal ik mij graag aan u toevertrouwen,
en daarbij God en uzelf danken voor de eer
dat u zich hiertoe verwaardigt.
U hebt me zo vriendelijk toegesproken
in hoofse en fraaie bewoordingen.
Ik bid God, dat Hij u ervoor zal belonen
dat u zo edelmoedig bent,
dat u me onder deze omstandigheden
zo vriendelijk hebt aangesproken.
Laten we dan nu in deze mooie tuin,
heer ridder, wat met elkaar praten,
en begrijp mijn woorden goed,
dat vraag ik u, hooggeboren heer.
Kijk eens naar deze mooie, groene boom hier,
en zie hoe mooi hij staat te bloeien.
Zijn heerlijke geur verspreidt zich
door deze gehele boomgaard.
Hij staat dan ook op zo’n mooie plaats
dat hij wel móet bloeien.
Hij is zo edel en zo mooi
dat hij een sieraad vormt voor de gehele boomgaard.
Stel nu dat er een trotse valk kwam
aanvliegen naar deze boom, die erop neerdaalde,
en er één bloem vanaf zou plukken,
en daarna nooit weer,
nooit meer dan alleen die ene,
zou u dan een hekel hebben aan die boom
en hem om die reden laten omhakken?
Ik vraag u mij dringend hierop te antwoorden,
en de zuivere waarheid te vertellen,
edele ridder, in hoofse taal.