De vleermuis en de adelaar
De dertiende-eeuwse Nederlandse Esopet berijmde verschillende fabels.
Gelezen door Frits van Oostrom
Die beesten hadden groten strijt
Jeghen die vogle op een tijt.
Die vledermuus hilt metten beesten,
Als metten stercsten ende metten meesten.
(Si ontsach haer ende si dochte
Dat si daer seker wesen mochte.)
Doe quam mijn here die aren
Met siere groter cracht ghevaren.
Hi hadde die gracie ent gheval
Dat hi verwan die beesten al.
Doe quamen alle die vogle gemene
Op die vledermuus allene
Ende traken haer die plumen uut.
Doe moeste si vlieghen bloter huut
Bi nachte algader, niet bi daghe,
Om dat si liet hare selfs maghe.
Dus es hi over al ghehaet
Met rechte, die de sine laet.
Op zekere dag waren de viervoeters
in hevige strijd gewikkeld met de vogels.
De vleermuis koos de partij van de viervoeters,
omdat die het sterkst waren en het meest in aantal.
(Hij was bang en veronderstelde
dat hij daar het veiligst was.)
Maar toen kwam heer adelaar
met alle vertoon van zijn kracht aangevlogen.
Hij had de allure en zag kans
de viervoeters compleet te overwinnen.
Toen kwamen alle vogels tegelijk
op de eenzame vleermuis af
en trokken hem alle veren uit zijn lijf.
Vanaf die dag moet de vleermuis naakt rondvliegen,
alleen bij nacht, niet overdag,
omdat hij zijn eigen verwanten in de steek had gelaten.
Precies zo wordt iemand met recht
gehaat die de zijnen in de steek laat.