De zeemeermin

De zeemeermin Jacob van Maerlant maakte omstreeks 1260 een uitgebreide natuurencyclopedie, Der naturen bloeme (‘het mooiste uit de natuur’). Dit schreef hij over de zeemeermin.

Gelezen door Menno Bentveld
Sirena es die meerminne.
Fisiologus hevet inne
Dat si draghen wijfs ghelike
Toter navelen sekerlike.
Groet sijnsi ende eiselic ghedaen,
Met langhen hare sonder waen,
ende dat groot ende grof mede.
Met haren kindren es hare sede
Dat sise in haren arme draghen,
Hevemen ghesien in someghen daghen,
Want si soghen als vrouwen plien.
Scipliede, alsise sien,
Werpensi hem een idel vat.
Die wile dat si handelen dat,
Vliensi danne van der merminnen.
Adelinus doet ons bekinnen
Dat si gheclawet als aerne sijn mede,
Ende oec na andre vissche sede
Sijnsi ghescellet ende ghestaert,
Dar si hem mede stieren ter vaert.
Den luud hebbensi so soete,
Alse scipliede met goeder moete
Ghent horen, so nes gheen man
Die des slaeps ontvechten can.
Dan verdrincsise ende scueren.
Men vintse te menegher uere
In zewen ende somwile in riviere.
Some die kinnen hare maniere,
Alsi vorbi sullen liden,
Stoppensi hare oren tien tiden,
So dat si den sanc niet horen,
Ende ne consise niet verdoren.
Ulixus waenic (ende die meneghe mede)
Dat eerst vant dese behendichede.
Sirena is de zeemeermin.
In de Physiologus staat geschreven
dat ze op een vrouw lijken,
in ieder geval tot aan hun navel.
Ze zijn groot en zien er ijzingwekkend uit,
met lange haren,
heel veel en ook dikke haren.
Ze hebben de gewoonte hun kinderen
in hun armen te dragen,
dat heeft men hier en daar gezien,
want ze geven hun de borst, net als vrouwen doen.
Als schippers zeemeerminnen zien,
gooien ze hun een leeg vat toe.
Terwijl de zeemeerminnen daar dan mee bezig zijn,
kunnen de zeelui aan hen ontsnappen.
Adelinus doet ons weten,
dat ze klauwen hebben als de arend,
en dat ze, precies zoals andere vissen,
schubben hebben, en een staart
waarmee ze kunnen sturen.
Het geluid dat ze voortbrengen
klinkt zó mooi, dat er geen zeeman
is die dat kan horen
zonder in slaap te vallen.
Daarna verdrinken ze en worden ze verscheurd.
Men vindt ze meestal in de zee
en soms in rivieren.
Sommige mensen die hun gewoonte kennen,
stoppen, wanneer ze zeemeerminnen
moeten passeren, hun oren dicht,
zodat ze hun gezang niet horen,
en ook niet misleid kunnen worden.
Odysseus was, naar mijn mening en die van velen,
de eerste die deze list bedacht.