De magneet

De magneet Jacob van Maerlant maakte omstreeks 1260 een uitgebreide natuurencyclopedie, Der naturen bloeme (‘het mooiste uit de natuur’). Dit schreef hij over de magnes, een steen met een magnetische werking.

Gelezen door Menno Bentveld
Magnes die es sonder waen
Alse een isermal ghedaen.
Sine nature es sulc ghemecket,
Dat hi iser na hem trecket,
Eist datter gheen seilsteen ne si.
Mar esser die seilsteen bi,
So segghemen dat hijs niet ne doet.
Ter toverien es hi goet,
Ende oec hevet hi ene cracht
Diemen over wonder acht.
Want wie hem dies ontsiet te vele,
Dat sijn wijf met andren spele,
Hi sal legghen dien magnet
Onder hare hovet onghelet,
Alsi slapende leghet sachte.
Es soe van reinen ghedachte,
Soe sal slapende als ende als
Haren man nemen omden hals.
Die onghetrouwe sal met allen
Neder vanden bedde vallen.
De magnetiet ziet er evident
uit als een ijzervlek.
Hij heeft de eigenschap
dat hij ijzer aantrekt,
als er tenminste geen zeilsteen bij in de buurt is.
Als er wel een zeilsteen in de buurt is,
doet hij het niet, naar men zegt.
Hij is goed te gebruiken bij toverkunsten,
en hij heeft een kracht die men
als buitengewoon wonderbaarlijk waardeert.
Want een man die ernstig vreest
dat zijn vrouw vreemdgaat met een ander,
moet zo’n magnetiet
– om achter de waarheid te komen –
onder haar kussen leggen, als ze lekker slaapt.
Als haar geweten dan helemaal zuiver is,
zal zij, zonder wakker te worden,
haar man omhelzen.
Maar een vrouw die ontrouw is,
zal prompt uit het bed vallen.