Lied 45

Lied 45 Hadewijch leefde in de dertiende eeuw in Brabant, regio Breda-Antwerpen. Naast visioenen en brieven zijn van haar hand 45 liederen (ook wel: strofische gedichten) bewaard.

Gezongen door Els Janssens en Els Van Laethem
Ay, in welken soe verbaert die tijt,
En es in al die werelt wijt
Dat mi gheven mach delijt
Dan verus amor.

Ay minne, op trouwe, want ghi al sijt
Miere zielen joye, miere herten vlijt,
Ontfaermt der noet, siet ane den strijt,
Hort: cordis clamor.

Ay, wat ic mijn wee roepe ende claghe,
Die minne doe met mi hare behaghe.
Ic wille hare gheven alle mine daghe
Laus et honor.

Ay, minne, ocht trouwe u oghe ansaghe!
Want mi maect coene dat ics ghewaghe.
Want mi ierst op uwe hoghe staghe
Uwe traxit odor.

Ay, minne, ja ghi die nie en loghet,
Want ghi mi tonet inder joghet
Daer ic na quele. Want ghijt vermoghet,
Sijt medicina.

Ay ja, minne, ghi die als zijt voghet,
Gheeft mi om minne dies mi meest hoghet,
Want ghi sijt moeder alre doghet,
Vrouwe ende regina

Ay, weerde minne, fine puere,
Wan siedi ane wie ic gheduere,
Ende sijt in minen betteren suere
Condimentum.

Ay, ic dole te swaer in davontuere.
Mi sijn alle andere saken suere.
Volghevet mi, minne, u hoghe natuere
Sacramentum.

Ay, benic in vrome ocht in scade,
Si al, minne, bi uwen rade.
U slaghe sijn mi ghenoech ghenade
Redemptori.

Ay, wadic ghewat, clemme ic op grade,
Benic in honghere ochte in sade,
Dat ic u minne, genoech voldade,
Bene mori.
Ach, hoe het seizoen er ook uitziet,
in de hele wijde wereld is er niets
dat mij vreugde kan schenken
behalve ware minne.

Ach minne, in hoop op je trouw, want jij bent heel
de blijdschap van mijn ziel, de lust van mijn hart,
heb meelij met mijn nood, aanzie mijn strijd,
hoor mijn hartenkreet.

Ach, hoe ik mijn pijn ook uitschreeuw en beklaag,
de minne mag doen met mij wat ze wil.
Ik wil haar al mijn dagen geven
lof en eer.

Ach minne, mocht je oog nog mijn trouw bezien!
Want daarvan te gewagen geeft mij moed.
Want naar je hoge hoogten
trok mij eerst jouw geur.

Ach minne, ja jij, die nooit loog,
omdat jij me in mijn jeugd datgene getoond hebt
waar ik naar smacht. Omdat jij het kunt,
wees medicijn.

Ach ja, minne, jij die over alles heerst,
geef me omwille van minne wat me het meest verheugt,
want jij bent de moeder van alle deugden,
vrouwe en koningin.

Ach, hooggeëerde minne, edel en zuiver,
waarom zie je niet hoe ik standhoud,
en wees in mijn bittere ellende
leniging.

Ach, ik dool te zeer in het avontuur.
Alle andere zaken zijn me zuur.
Geef mij, minne, je hoge natuur helemaal
als een heilig mysterie.

Ach, ben ik in het voor- of in het nadeel
moge alles, minne, gaan volgens jouw raadsbesluit.
Jouw slagen zijn voor mij voldoende genade
in de ogen van de Verlosser.

Ach, of ik door het diepe waad of steile wegen klim,
of ik hongerig ben of verzadigd,
mocht ik jou, minne, totale voldoening geven
en goed sterven.