En hierdoor werd alle ongeloof en tweedracht gezaaid in de heilige kerk, – ook heden ten dage nog – vooral door grote geleerden en belezen magisters, want die willen – zoals ook Augustinus dat wilde toen hij nog geen christen was – met menselijke gevatheid en opgeblazenheid van de kennis en lichtzinnige filosofie het goddelijke begrijpen, het goddelijke dat een godsdienstig hart met het inzicht van het geloof probeert aan te nemen en te ervaren. Deze lieden zien niet in, of willen niet weten, dat er een wereld van verschil bestaat tussen het lezen in boeken en het juiste zielsgenot en het voelen van binnenuit, dat men meer verwerft met ootmoedige gebeden dan met het lezen van massa’s boeken, meer met zwijgen dan met veel woorden te spreken, meer met nederige gelatenheid dan met opgeblazen wetenschap. Hierom zegt de profeet: ‘Proef, en geniet de goedheid van de Heer’. Hij zegt hier dus niet: ‘Lees en verkondig dat de Heer goed is’, want men leest vaak in boeken om kennis te vergaren op opdat men door anderen ‘rabbi’ (Mat. 23:7) genoemd wordt. Maar er kan weleens ergens in een hoekje een eenvoudig mens zitten, die niet in hoog aanzien staat en die versmaad wordt en die misschien niet heel erg belezen is, en zo iemand zal van binnenuit in een korte spanne tijds meer goddelijks genieten en waarheid voelen, en meer begrijpen van het goddelijke dan sommige anderen in een heel jaar uit hun boeken zullen leren.
Want aan een oprecht geestelijk en innerlijk mens, die God met brandende liefde eigen is en die rust in het aangezicht van de eeuwige waarheid, zal in korte tijd meer goddelijke waarheid geleerd en geopenbaard worden dan alle grote geleerden van Parijs in lange tijd van buitenaf uit hun boeken zouden kunnen leren. Want de goddelijke wijsheid uit ervaring kan niet uit boeken geleerd worden, maar wordt van binnenuit ervaren in het goddelijk licht, want de werking van God gaat van binnenuit naar buiten, en wij moeten ons van buitenaf op het innerlijk richten, willen wij Hem ontmoeten en ons met Hem verenigen.
Want ook al bekijk ik een noot van buiten grondig en bedenk ik dat hij mooi en lekker is, dan moet ik toch – als ik écht wil weten hoe het smaakt wat daar binnenin is verstopt – de bast in tweeën breken, en dan kan ik zien en proeven wat er in zit. Maar ik ben bang dat Onze Lieve Heer als Hij nogmaals op aarde zou komen in alle onaanzienlijkheid en als Hij dezelfde dingen zou prediken als Hij eertijds deed: de geschriften niet zo op te vatten als ze van buitenaf klinken, maar naar de waarheid die erin besloten en bewaard ligt, hij vervolgd zou worden. Of indien de apostelen nog zouden leven en zouden prediken wat ze gepredikt hebben, dan zou men zeggen: ‘Wat willen die vissers, die ongeleerde mensen toch?’ Want precies zoals de schriftgeleerden en de farizeeërs destijds steunden op vroeger geschriften terwijl ze die niet op de juiste manier begrepen, zo is het nog met de hedendaagse geleerden en klerken: wanneer iemand iets zegt dat zij niet naar hun interpretatie gelezen hebben, terwijl hun verstand toch zegt dat het juist is, dan vragen ze: ‘Waar staat dat? Wie heeft dat gezegd?’, net alsof Onze Lieve Heer alles onder woorden heeft gebracht wat Hij in zich had en dat Hij niets méér te zeggen had, of dat Hij alleen bij monde van de mensen in Zijn tijd gesproken zou hebben en door niemand anders! En daarom: zou het zo zijn dat de apostelen en de heiligen nog in leven waren en zouden verkondigen wat ze deden, dan zouden de wetenschap en alle geleerden hen tegenspreken.