Uit het Haagse Hildegaersberch-handschrift

Uit het Haagse Hildegaersberch-handschrift Het Middelnederlands kent een schat aan puntige spotversjes.

Gelezen door Frits van Oostrom
Kende hem selven een yghelijc man,
Hine sprack gheen quaet van anderen dan.

Wy wenschen om des outmans daghen;
Wanneert dan comt, ist ons een claghe.

Des honichs soetheit wert verdriet,
Alsmens alte veel geniet.

Men siet nu, leider! selden
Trou mit trouwen ghelden.

Die valsche mensche altoes vermoet,
Dat die goede boesheit doet.

Armoede, ziecheit ende spise cranc,
Die maect een corte stonde lanc.

Huden lief is morghen leit;
Dats der werlt onghestadicheit.

Een man sel sijn ghetrouwe wijff
Minnen boven sijn selfs lijff.

Dobbelspel ende wives lieve
Maken menighen man tot dieve.

Vrolijc te wesen in armoede,
Dats grote rijcheit sonder goede.

Wat doet die werlt van jaer tot jaer?
Si boset ende arghet, des nemet waer.
Wanneer ieder mens zichzelf zou kennen,
zou hij van anderen geen kwaadspreken.

Wij willen zo graag oud worden, maar
als het zover is, doen we niets dan klagen.

Zoete honing gaat tegenstaan,
wanneer je er al te veel van snoept.

Men ziet tegenwoordig helaas nog maar zelden
dat trouw terugbetaald wordt met trouw.

Een slecht mens verkeert altijd in de veronderstelling
dat zijn goede medemens kwaad in de zin heeft.

Armoede, ziekte en slecht eten
maken dat de tijd zeer traag vergaat.

Vandaag lief, morgen leed;
zo onbetrouwbaar is de wereld.

Een man moet de vrouw met wie hij
is getrouwd liefhebben boven zichzelf.

Dobbelen en liefde voor vrouwen
maken van menig man een booswicht.

Blijmoedig te zijn onder armelijke omstandigheden,
schenkt een mens rijkdom zonder dat hij iets bezit.

Wat gebeurt er in de wereld, van jaar tot jaar?
Het wordt er slechter en slechter, reken maar!